Een beleid gericht op het reduceren van het energieverbruik kan botsen met een beleid gericht op armoedebestrijding – en andersom. Energie ligt immers aan de basis van zowel economische ontwikkeling als klimaatopwarming en andere milieuproblemen.
Bijgevolg kunnen beide doelstellingen alleen maar worden gerealiseerd als het energieverbruik meer gelijkmatig over samenlevingen wordt verdeeld. Daarvoor moeten we niet alleen praten over “energiearmoede”, maar ook over “energie-decadentie”.
Onderzoekers hebben berekend hoeveel energie mensen minimaal nodig hebben om een fatsoenlijk leven te leiden. Kunnen ze ook een maximale limiet voor energieverbruik berekenen?
Enorme verschillen in energieverbruik
Doelstellingen voor het reduceren van koolstofemissies worden steevast uitgedrukt in termen van nationale of internationale percentages. Zo heeft de Europese Unie zich als doel gesteld om de emissies tegen 2050 met 80% te verminderen. Maar het energieverbruik (en dus ook de koolstofuitstoot) per hoofd van de bevolking varieert enorm, zowel tussen verschillende landen onderling als binnen de grenzen van een land.
Als we het totale primaire energieverbruik per land delen door het aantal mensen dat er woont, dan verbruikt de gemiddelde Noord-Amerikaan meer dan twee keer zoveel energie als de gemiddelde European (6.881 kgoe tegenover 3.207 kgoe, oftewel kilogram olie-equivalent).
Binnen Europa verbruikt de gemiddelde Nederlander (4.233 kgoe) of Belg (4.688 kgoe) ruim dubbel zoveel energie als de gemiddelde Griek (2.182 kgoe) of Portugees (2.132 kgoe). De gemiddelde Griek of Portugees verbruikt drie tot vijf keer meer energie dan de gemiddelde Angolees (545 kgoe), Cambodiaan (417 kgoe) of Nicaraguaan (609 kgoe), die op zijn of haar beurt twee tot drie keer zoveel energie verbruikt als de gemiddelde Bengaal (222 kgoe).
Deze cijfers omvatten niet alleen de energie die direct in huishoudens wordt verbruikt, maar ook het energieverbruik in transport, industrie, energieproductie en andere sectoren. Een dergelijke berekening is nuttiger dan alleen maar kijken naar het energieverbruik van huishoudens, omdat mensen veel meer energie verbruiken buiten het huishouden, bijvoorbeeld voor transport of via de producten die ze kopen.
Zo’n “productiegerelateerde” berekening is niet perfect, omdat landen met een hoog energieverbruik vaak producten importeren uit landen met een lager energieverbruik. De energie die nodig is voor de productie van deze goederen wordt toegeschreven aan de exporterende landen – wat betekent dat het energieverbruik per hoofd van de bevolking in de meest “ontwikkelde” landen een onderschatting is.
Om te achterhalen hoe het energieverbruik binnen een land is verdeeld, zijn gegevens nodig met een hogere ruimtelijke resolutie. Een analyse van de variaties in het energieverbruik van huishoudens (elektriciteit + gas) en transportgebruik in het Verenigd Konkrijk, toont bijvoorbeeld aan dat het gemiddelde energieverbruik per hoofd van de bevolking tot een factor vijf kan verschillen, afhankelijk van de regio.
Als we rekening houden met zowel verschillen tussen als binnen landen, en met de uitbesteding van productie (een “consumptiegerelateerde” berekening), dan blijkt dat de grootste energieverbruikers tot 1.000 keer zoveel CO2 kunnen produceren als de laagste energieverbruikers.
Voorbij energiearmoede: energie-decadentie
Het wordt nu algemeen erkend dat ongeveer 3 miljard mensen in “energiearmoede” leven. Deze mensen koken op hout, houtskool of dierlijke afvalstoffen, en ongeveer 1,5 miljard van hen heeft geen elektrische verlichting. In 2011 lanceerden de Verenigde Naties en de Wereldbank het initiatief Sustainable Energy for all, dat tot doel heeft om “universele toegang tot moderne energiediensten te waarborgen” tegen 2030.
Ook in rijkere landen is de aandacht voor energiearmoede gegroeid. Een onderzoek uit 2015 wees uit dat tot 54 miljoen Europeanen hun huis niet voldoende kunnen verwarmen. De Europese Commissie lanceerde in 2017 het Energy Poverty Observatory, dat onderzoek zal uitvoeren en nationale regeringen richtlijnen zal geven om brandstofarmoede aan te pakken.
Maar hoewel wordt erkend dat een deel van de wereldbevolking niet genoeg energie verbruikt, is er niet eenzelfde discussie over mensen die te veel energie verbruiken. Nochtans kan de spanning tussen energiebesparing en energiearmoede alleen maar worden opgelost als mensen met een hoog energieverbruik hun verbruik terugschroeven.
De rest van de wereldbevolking “upgraden” naar de levensstandaard van de rijke wereld is niet verenigbaar met de milieuproblemen waarmee we worden geconfronteerd.
De rest van de wereldbevolking “upgraden” naar de levensstandaard van de rijke wereld (het impliciete doel van ontwikkelingssamenwerking) zou weliswaar energiearmoede en ongelijkheid uit de wereld helpen, maar het is niet verenigbaar met de milieuproblemen waarmee we worden geconfronteerd.
Als elke mens op aarde evenveel energie zou verbruiken als de gemiddelde Europeaan of Amerikaan (op basis van de hierboven vermelde cijfers), dan zou het totale energieverbruik wereldwijd minstens twee tot vier keer hoger zijn als vandaag. Dit is een onderschatting, want om dezelfde levensstandaard te bereiken, moeten ontwikkelingslanden eerst een infrastructuur opbouwen: wegen, elektriciteitsnetwerken, enzovoort. Ook dat kost energie.
Kortom, we moeten het niet alleen hebben over een minimaal energieverbruik, maar ook over een maximum energieverbruik. Zoniet gaat armoedebestrijding in het heden ten koste van het welzijn van toekomstige generaties.
Berekenen van vloeren en plafonds
Hoe definiëren we energie-decadentie? Hoeveel is “te veel” energieverbruik? Voor een groot deel kunnen we verder bouwen op tientallen jaren onderzoek naar energiearmoede. Dat onderzoek heeft een minimaal aanvaardbare levensstandaard gedefiniëerd. Het Millenium project van het VN ontwikkelingsprogramma stelt bijvoorbeeld een minimumniveau van 500 kgoe per persoon per jaar vast – een hoeveelheid energie die bijna vier keer onder het huidige wereldgemiddelde ligt
Sommige onderzoekers hebben op een vergelijkbare manier een maximaal aanvaardbare levensstandaard gedefiniëerd. Het Zwitserse Federale Instituut voor Technologie heeft bijvoorbeeld de “2000 watt maatschappij” voorgesteld, waarin het energieverbruik per hoofd van de bevolking 1500 kgoe bedraagt. Het voorstel voor “samentrekking en convergentie” van het Global Commons Institute legt die grens dan weer op 1255 kgoe per persoon per jaar. Deze cijfers komen overeen met een daling van 20-35% onder het wereldgemiddelde nu.
Omdat onderzoek naar energiearmoede alleen een “vloer” en geen “plafond” van energieverbruik berekent, worden de minimale energieniveaus van onderop berekend. Wetenschappers onderzoeken hoeveel energie nodig is om een fatsoenlijk leven te leiden, gebaseerd op een reeks goederen en diensten die essentieel worden geacht.
Langs de andere kant worden maximale energieniveau’s – waarboven het energieverbruik als overdreven en onhoudbaar wordt beschouwd – van bovenaf berekend. Onderzoekers bepalen een “veilig” niveau van wereldwijd energieverbruik op basis van een indicator van het draagvermogen van de planeet – zoals een niveau van koolstofemissies waarvan wordt aangenomen dat het de opwarming van de aarde binnen de perken houdt – en delen dat door de wereldbevolking.
Als de “vloer” hoger is dan het “plafond”, dan is de conclusie dat duurzaam welzijn voor iedereen simpelweg onmogelijk is.
Tussen de bovengrens – bepaald door het draagvermogen van de planeet – en de ondergrens – bepaald door een fatsoenlijk welzijnsniveau voor iedereen – ligt een strook van duurzaam energieverbruik. Deze grenzen impliceren niet alleen dat de “rijken” hun energieverbruik verlagen, maar ook dat de “armen” hun energieverbruik niet te veel verhogen. Er is echter geen garantie dat de maximale niveau’s daadwerkelijk hoger zijn dan de minimale niveaus.
Als er een minimum energieverbruik wordt berekend van onderaf, valt nog te bezien of dit niveau kan worden gehandhaafd zonder onze leefomgeving te vernietigen. Anderzijds, als een maximaal energieverbruik wordt berekend van bovenaf, valt nog te bezien of dit “veilige” niveau van energieverbruik voldoende is om een menswaardig bestaan te leiden. Als de “vloer” hoger is dan het “plafond”, dan is de conclusie dat duurzaam welzijn voor iedereen simpelweg onmogelijk is.
Daarbij komt dat het defininieren en berekenen van minimum- en maximum niveaus op heel veel moeilijkheden stuit. Wordt er van bovenaf berekend, dan is er geen overeenstemming over de draagcapaciteit van de planeet, of het nu gaat om een veilige concentratie van koolstof in de atmosfeer, de resterende reserves aan fossiele brandstoffen, de metingen van ecologische schade, of de impact van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie of bevolkingsgroei. Wordt er van onderaf berekend, dan is het bepalen van een “fatsoenlijk” leven net zo betwistbaar.
Behoeften en wensen
De hierboven genoemde minimale en maximale niveaus van energieverbruik zijn universeel: elke wereldburger heeft recht op dezelfde hoeveelheid energie. Dat lijkt de eerlijkste oplossing, maar dat is niet zo. De hoeveelheid energie die mensen nodig hebben, wordt niet alleen door henzelf bepaald. Het energieverbruik hangt ook af van het klimaat (in een koud klimaat is er meer energie nodig voor verwarming), de cultuur (het gebruik van airconditioning in de VS versus de siesta in Zuid-Europa) en de infrastructuur (steden zonder openbaar vervoer, wandel- of fietsvoorzieningen dwingen mensen in auto’s).
Verschillen in energie-efficiëntie kunnen ook een aanzienlijke invloed hebben op de “behoefte” aan energie. Een traditioneel kookvuur is bijvoorbeeld minder energie-efficiënt dan een modern gasfornuis, zodat met het laatste voor minder energie een maaltijd kan worden bereid. Het zijn niet alleen de apparaten die bepalen hoeveel energie nodig is, maar ook de infrastructuur: als elektriciteitsproductie en -transmissie een relatief lage efficiëntie hebben, dan zullen mensen meer primaire energie nodig hebben, zelfs als ze thuis dezelfde hoeveelheid elektriciteit gebruiken.
Om al deze verschillen te verklaren, benaderen de meeste onderzoekers de diagnose van energiearmoede door zich te richten op “energiediensten”, en niet op een bepaald niveau van energieverbruik. Mensen hebben geen nood aan energie of brandstof perse – wat ze nodig hebben, zijn de diensten die energie levert. Als het bijvoorbeeld om verlichting gaat, hebben mensen geen bepaalde hoeveelheid energie nodig, maar een voldoende hoeveelheid licht.
Door op basisbehoeften te focussen, kan een onderscheid worden gemaakt tussen ’noodzakelijkheden’ en ’luxe'.
Een voorbeeld van deze op dienstverlening gebaseerde benadering is de Total Energy Access (TEA) indicator van NGO Practical Action, gelanceerd in 2010. De TEA vergelijkt huishoudens in ontwikkelingslanden met minimumnormen voor verlichting, verwarming, warm water, koeling van voedsel en ruimtes, en informatie- en communicatiediensten. Het minimumniveau voor verlichting in huishoudens is bijvoorbeeld 300 lumens en Practical Action biedt vergelijkbare normen voor andere energiediensten, niet alleen in huishoudens maar ook in werkomgevingen en gemeenschapsgebouwen.
Sommige indicatoren voor energie-armoede gaan nog een stap verder. Ze specificeren geen energiediensten, maar fundamentele menselijke behoeften of vermogens (afhankelijk van de theorie). Voorbeelden van menselijke basisbehoeften zijn schoon water en voeding, onderdak, thermisch comfort, een niet-bedreigende omgeving, significante relaties, onderwijs en gezondheidszorg.
Basisbehoeften worden beschouwd als universeel, objectief en niet-substitueerbaar (bijvoorbeeld onvoldoende voedselinname kan niet worden opgelost door de woonruimte te vergroten of omgekeerd), onveranderbaar over de generaties heen, en verzadigbaar – boven een bepaald niveau heeft het toevoegen van bijvoorbeeld calorieën of warmte geen zin meer.
In tegenstelling tot basisbehoeften zijn “wensen” subjectief, individueel, veranderlijk, substitueerbaar en onverzadigbaar. Door op basisbehoeften te focussen, kan dus een onderscheid worden gemaakt tussen ’noodzakelijkheden’ en ’luxe'.
Verandering in de tijd
Focussen op energiediensten of basisbehoeften kan helpen om plafonds voor energieverbruik vast te leggen. In plaats van minimale niveaus te definiëren (zoals 300 lumens licht per huishouden), zouden we maximale niveaus kunnen definiëren (bijvoorbeeld 2.000 lumens licht per huishouden). Op die manier kan een minimum niveau van energieverbruik in een huishouden worden berekend, geldig voor een specifieke geografische en culturele context.
De aandacht voor energiediensten of basisbehoeften brengt echter ook een fundamenteel probleem aan het licht. Als de goederen en diensten die nodig zijn voor een fatsoenlijk leven niet als universeel toepasbaar worden beschouwd, maar als afhankelijk van de sociale en geografische context, dan wordt duidelijk dat het energieverbruik steeds toeneemt.
In de industriële wereld leven zelfs mensen in energiearmoede boven het draagvermogen van de planeet.
Daardoor is het voldoen aan basisbehoeften net zo problematisch geworden als het vervullen van “wensen”. Onderzoek naar energiearmoede in Europese landen toont aan dat het minimale energieniveau voor een fatsoenlijk leven voortdurend toeneemt. Wat vandaag “genoeg” is, is dat morgen misschien niet meer. Verschillende consumptiegoederen die in de jaren tachtig niet bestonden, zoals mobiele telefoons, personal computers en internettoegang, werden in 2012 door 40-41% van het (Britse) publiek als absolute noodzaak beschouwd.
Andere technologieën die nu als noodzakelijk worden beschouwd, hebben een soortgelijke evolutie doorgemaakt. Centrale verwarming en dagelijkse warme douches zijn bijvoorbeeld slechts een paar decennia oud, maar deze technologieën worden nu door de meerderheid van de mensen in geïndustrialiseerde landen als essentieel beschouwd.
In de industriële wereld leven zelfs mensen in energiearmoede boven het draagvermogen van de planeet. Als bijvoorbeeld de gehele Britse bevolking zou leven volgens het minimale energiebudget dat is vastgesteld in debatten met leden van het publiek, dan zouden de (op consumptie gebaseerde) emissies per hoofd van de bevolking slechts dalen van 12 tot 7 ton per persoon, terwijl het doel van het VN-ontwikkelingsprogramma minder dan 2 ton koolstof per persoon per jaar is. Kortom, de ‘vloer’ is drie keer hoger dan het ‘plafond’.
Uitdagen van behoeften en wensen
Door wat ’nodig’ is gelijk te stellen met wat ’normaal’ is, ondersteunen we dus een steeds stijgend energieverbruik, wat uiteraard in tegenstelling is met de doelstelling om het energieverbruik te verlagen. Willen we het energieverbruik reduceren, dan moeten we deze trend in vraag stellen. De uitdaging is om basisbehoeften op minder energie-intensieve manieren tegemoet te komen.
Eén oplossing is meer energie-efficiëntie. In een artikel uit 1985, “Basisbehoeften en nog veel meer met één kilowatt per hoofd van de bevolking”, voorspellen onderzoekers dat de minimale hoeveelheid energie voor een fatsoenlijk leven dankzij voortdurende verbeteringen in energie-efficiëntie zal afnemen van 750 kgoe per capita per jaar in 1985 tot slechts 570 kgoe in 2030.
In werkelijkheid is dit niet wat er gebeurt, omdat de vooruitgang in energie-efficiëntie voortdurend wordt omgezet in meer comfort, gemak, snelheid, enzovoort. Als deze trend echter kan worden omgekeerd, dan wordt een goed leven inderdaad steeds minder energie-intensief. Om bijvoorbeeld de 300 lumens te produceren die Practical Action beschouwt als het minimum voor verlichting, heeft een LED-lamp zes keer minder elektriciteit nodig dan een gloeilamp.
Basisbehoeften kunnen ook op andere manieren worden vervuld en de relatieve noodzaak van bepaalde diensten kan in vraag worden gesteld. Dat is de lowtech strategie. De energie-intensiteit van diensten kan worden verminderd, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van lichtere of langzamere auto’s, of door minder TV te kijken of auto te rijden. Er kan ook substitutie plaatsvinden, bijvoorbeeld het gebruik van een fiets in plaats van een auto, consumptie van vers voedsel of in plaats van diepvriesvoedsel, ventilators en siesta in plaats van airco, bordspellen in plaats van televisie kijken.
Een andere mogelijke oplossing zijn gemeenschapsvoorzieningen. In principe kan openbare of gedeelde dienstverlening schaalvoordelen opleveren en veelenergie besparen. Openbaar vervoer is daar een klassiek voorbeeld van, maar het geldt evenzeer voor wasserettes, openbare badhuizen of gemeenschapskeukens.
Duitse onderzoekers combineerden dit soort lowtech ingrepen met klassieke ingrepen op het vlak van energie-efficiëntie, en berekenden dat het typische elektriciteitsverbruik van een tweepersoonshuishouden in Duitsland met 75% zou kunnen worden verlaagd, zonder terug te vallen op relatief drastische veranderingen in de levensstijl (zoals het handmatig wassen van kleren of het opwekken van stroom met fitnessmachines).
Hoewel dit slechts een deel van de totale energievraag betreft, leidt het verminderen van het elektriciteitsverbruik in het huishouden ook tot een vermindering van het energieverbruik voor productie en transport. Als we ervan uitgaan dat vergelijkbare reducties mogelijk zijn in andere domeinen, dan zouden de Duitse huishoudens die hier onderzochten werden met ongeveer 800 kgoe per hoofd van de bevolking per jaar een modern leven kunnen leiden. Dat is vier keer minder dan het gemiddelde energieverbruik per hoofd en per jaar in Europa vandaag.
Een modern leven lijkt dus verenigbaar te zijn met een veel lagere en duurzame energievraag, tenminste als we aannemen dat een reductie van 75% in energieverbruik voldoende zou zijn om binnen de draagkracht van de planeet te blijven.
Dit artikel werd geschreven voor het DEMAND Centre. De Engelstalige versie bevat voetnoten en een bronnenlijst.
Reacties
Als je op dit artikel wil reageren, stuur dan een mailtje naar solar (at) lowtechmagazine (dot) com. Je gegevens worden niet voor andere doeleinden gebruikt. Blijf je liever anoniem, sluit dan je bericht af met een pseudoniem.
Reacties
Hubert Steyns
Goedendag, Is er een omrekeningsfactor van kgoe naar kWh? Bedankt.
Kris De Decker
@ Roland
Heb je dat Duitse onderzoek eigenlijk wel gelezen? Blijkbaar niet, want alles wat je er over schrijft is onzin.
https://epub.wupperinst.org/frontdoor/deliver/index/docId/5932/file/5932_Brischke.pdf
De onderzoekers beginnen het artikel met het stellen dat energie-efficiëntie alleen niet volstaat en dat er meer nodig is: reductie (kleinere apparaten. minder apparaten), en substitutie (bijvoorbeeld gemeenschapsvoorzieningen of low-tech apparaten). Dus de eerste alinea’s heb je alvast niet gelezen.
Het is ook helemaal geen “papieren oefening”. De onderzoekers stelden een lijst met mogelijke maatregelen voor en organiseerden dan workshops met het publiek om te achterhalen welke ingrepen maatschappelijk aanvaardbaar zijn of niet.
Zo bleek onder meer dat het vervangen van een wasmachine door met de hand wassen op een “njet” stootte. Maar er was wel bereidheid om gemeenschapsvoorzieningen te gebruiken, en er werd ook een soort “verfrissingskast” uitgeprobeerd, waarin licht vervuilde kleding kan worden opgehangen zodat de wasmachine minder vaak moet worden gebruikt.
Kritiek is welkom, daarom is er de mogelijkheid tot reageren. Maar als je uit je nek blijft lullen, dan publiceer ik je reacties niet meer. Ik heb betere dingen te doen dan op onzin te reageren.
Peter Taylor
Ik zoek al jaren naar een kleine electrische auto (als 2e wagen). Een kennis van me heeft een Twike (http://www.twike.com/en) en ik heb zelfs eens mogen mee rijden. Leuke driewieler tot je gaat zien wat zo iets kost ! Naar gelang de grootte van de batterij ben je al gauw 30 tot 40 000 EUR kwijt. Een Fiat Panda of Dacia Sandero koop je voor +/- 9 000 EUR. Je moet al een “die hard” zijn of heel rijk zijn om zo iets te kopen. Waarom gaan die autoconstructeurs steeds maar voor auto’s van 2 ton, meer PK’s, ESP, ABS, GPS, electrische zetelverwarming, biepers, toeters, bellen terwijl het allemaal met veel minder kan?
Peter
Pat Seynaeve
Inderdaad. Wanneer we spreken over minimum, dan moet er ook een maximum bespreekbaar worden gemaakt.
Er worden minimumlonen vastgelegd, maar wanneer er over een plafond wordt gesproken, een maximumloon, is het kot te klein.
Willen we mondiaal herverdelen, rekening houdend met de beperking van deze planeet, dan zullen we moeten streven naar een soort donut economie.
Kate Raworth heeft hierover een prachtig boek geschreven:
Doughnut Economics.
Mattias
@ Jan (#9)
Een verbod zal inderdaad niet werken. Het zal een combinatie moeten zijn met honingmaatregelen (bv. een fietsvergoeding voor iedere werknemer,…) met azijnmaatregelen (bv. belasting op kerosine, hogere accijnzen op brandstof, rekeningrijden,…) gekoppeld aan een visie met daadkracht.
In de praktijk uiteraard zo gemakkelijk niet. Bv. een hogere accijns op brandstof in België, zal sommigen laten tanken over de grens. En als men visie heeft, maar geen daadkracht, zal de politicus (nog) eens een studie bestellen… Heeft men veel draadkracht, dan word je bij de verkiezingen erop weggestemd en draait je opvolger het terug, etc etc
@ roland, ik kan ook niet helemaal volgen. Zelf zeg je over een Duits onderzoek dat het een papieren oefening blijft, maar als je het hebt over “een soort verbod is onvermijdelijk”, dan treed je ook niet in detail.
Ook ben ik benieuwd naar het staven van “De milieulast per reizigers-km bij OV verschilt niet veel van die van auto personen-km vooral bij streekvervoer en HSL’s.” Als je het geheel bekijkt van milieukosten (aanmaak, verbruik, uitstoot, slijtage, file,…), maatschappelijke kosten (file, gewonden, doden,…) en financiële kosten (verzekering, brandstof, parkeren, keuring, boetes,…) dan kan ik heel moeilijk geloven dat de auto onder de streep beter is dan OV.
Roland
@ Mattias,
De Duitse onderzoekers beperken zich tot apparatuurverbetering, die is er zeker zoals bij koelkasten. Edoch ze negeren dat veel burgers neigen om naast de koelkast ook nog een vrieskast te kopen. Daar komt bij het verwarrende labelstelsel met A+++. Velen denken dat A-label koelkast de beste is, terwijl dit juist de slechte is!
Waarom kun je dit Duits onderzoek verbreden met: “Als we ervan uitgaan dat vergelijkbare reducties mogelijk zijn in andere domeinen”?
Bij transport is besparing van een andere orde dan bij gebouwverwarming e.d.
Met de sociale funktie kent het streekvervoer een lage bezettingsgraad, dus geen of weinig milieuvoordelen. Bij woon-werkverkeer zie je dat treingebruikers de grootste afstanden afleggen. Een OV km mag minder belastend zijn, vergelijk je woon-werkritten tussen OV en auto dan wordt het milieuvoordeel twijfelachtig.
Wie gebruiken de HSL? Vooral bestaande treinreizigers en nieuwe reizigers. Voor de luchtvaart telt vooral die laatste groep. Met veel HSL verbindingen kunnen luchthavens gemakkelijker hun korte afstandsvluchten vervangen door lange afstandsvluchten met bijbehorende milieuverslechtering.
Vergelijk de HSL met de auto eens niet per reizigerskm maar per reisuur.
Dieselauto’s zijn zeker vervuilend, maar de meeste dieseltreinen niet minder. Gemeten per reiziger-km is de aanleg van nieuwe wegen niet milieubelastender dan de aanleg van nieuwe sporen of vrije busbanen.
Jo De Bruyckere
Tja, louter vanuit het energiestandpunt bekeken, wie weet. Echter, dan nog blijft de wereld gewoon te klein, zodat de dieren in zeer extreme mate moeten wijken voor de mensen. De vraag die ik me dan stel: gaat het ons louter om de houdbaarheid van mens en maatschapij en zorgen dat ons eigen biotoop niet kapot gaat, of zien we het breder en betekent “minder consumeren” ook dat we bv. minstens de helft van het land teruggeven aan onze beminde “neven en nichten”? Ik vind bovenstaand artikel een schitterende eye-opener, maar hebben we niet ook dringend nood aan een krachtige “hart-opener”? En willen wij echt met zijn allen als haringen in een tonneke leven? Vraagt emotionele houdbaarheid óók niet dat we een ferme stap terug doen? We zwoegen ons dag in dag uit te pletter om onze zwaar overprikkelende levensstijl gaande te houden. Wie van ons is waarlijk gelukkig? Ik snap wel dat dit het onderwerp “low-tech” te buiten gaat, maar persoonlijk kan en wil en mág ik die dingen niet los van elkaar zien.
Jan
@ kris & @ jo: ik werd gestimuleerd om ons 0 energie huis te bouwen (paar jaar minder kadastraal inkomen).
==>
Met dat bedrag zou ik in die jaren zeker 5x per jaar naar Barcelona vliegen.
==>
maw geld “geven” aan mensen met een westerse leven stijl maakt co². Ik vrees ervoor dat het met geld afpakken van co2 makers de enige oplossing is.
Jeroen
Het “groen” debat is altijd hypocriet. Hele ons economisch model is gebaseerd op groei. Alles draait om groei. Dat wil zeggen meer consumptie. Niet dat wij meer consumeren maar nu vooral door en stijging van de bevolking, immigratie in feite. En doordat de EU bevolking afneemt gaat er nog meer immigratie zijn om economische redenen… Dus iedereen naar onze leefstandaard hijsen is rampzalig. We moeten net minder mensen aanmoedigen maar economie staat niet langer in dienst van de mens, nee enkel in dienst van de rijken die nog rijker moeten worden. Fundamenteel is ons energie beleid verkeert. Over maxima zullen we nooit spreken.
We kunnen veel winnen door logischer te handelen. We importeren appelen uit Australië en exporteren onze lekker appelsoorten. Bij CETA kloppen we ons op de borst omdat we goedkoper melk naar Canada kunnen verschepen. Absurd. laten we beginnen met lokale producten te consumeren. In Rusland kunnen ze ook varkens kweken. En we moeten geen vlees uit de VS importeren.
Ik probeer mijn steentje bij te dragen. Zeker 50% van mijn kleding is 16 jaar oud. De kleding consumptie is is decadent. Niemand heeft elke maand nieuwe kleding nodig. Kleding is niet kapot na een paar maanden. Tenzij je kapotte jeans koopt. En je kan dingen meer dan 1 of 2 keer dragen vooraleer te wassen. Nog een voorbeeld: elektrisch rijden maar ondertussen SUV’s als zot kopen. Grotere wagen meer grondstoffen, meer verbruik door hogere luchtweerstand. Ik rijd met een kleine hatchback die nu 11 jaar oud is, en het gaat nog prima, kleine afstanden te voet. Een gsm van 25 euro die al 5 jaar oud is. Ik zet de verwarming op 16 graden en draag een dikke pull.
Maar zelfs dan nog zal mijn verbruik hoog liggen.
Zo vraag ik me af als men wel alles meerekent bij hernieuwbare energie. De productie, giftig afval, recyclage van zonnepanelen, windmolens en batterijen lijkt me niet min. Is deze opties wel de energiezuinigste in vergelijking met een kerncentrale bijvoorbeeld?
Onze minimum standaard ligt hoog, ik denk dat we wel enorm kunnen besparen maar niemand is daar echt bewust mee bezit. 99% van de mensen denkt niet, dat is toch mijn observatie. Die zijn enkel met zichzelf bezig.
Bart van Oerle
Interessant stuk, maar waarom alleen denken in energieverbruik beperken en herverdelen? Het is alsof alle energieverbruik even vervuilend is.
En dat is natuurlijk niet zo, biomassa is vervuilender dan bruinkool, die is weer vervuilender dan steenkool en steenkool weer vervuilender dan gas.
Het gaat er dus niet om hoeveel we verbruiken, maar hoe schoon of vervuilend is de energie opwekking.
En als we het dan schoon willen hebben, laten we dan vooral inzetten op nieuwe vormen van nucleaire energie. Ok, toegegeven, dat is niet low-tech, dus wellicht ben ik hier aan het verkeerde adres, maar toch interessant om hier eens te kijken: https://www.ted.com/search?q=thorium
Ruben
Ik heb de cijfers geüpdate naar 2017 (vorige cijfers waren gebaseerd op 2016).
In 2017 werden er in België geen kolen meer gebruikt voor elektriciteitsopwekking, wat een goede zaak is voor het milieu in het algemeen. Een gevolg hiervan is echter ook dat de paar voordelen van mijn installatie nog kleiner zijn geworden.
Voor 2017 komen de verbeteringen neer op:
-93% voor klimaatverandering (van 3599 naar 243 kg eq. CO2)
-16% voor eutrofiëring
-53% voor fotochemische oxidatie
Maar wat er slechter door wordt:
+1,4% voor verzuring
+133% voor ecotoxiciteit
+147% voor menselijke toxiciteit
+29% voor ioniserende straling
+365% voor landgebruik
+153% voor stratosferisch ozon
Dus in een LEW de technische installatie op gas vervangen door grondwarmtepomp en grote zonneboiler, en ook de plaatsing van zonnepanelen, wat allemaal zaken zijn die als zeer milieuvriendelijk bekend staan, zijn er in 2017 slechts drie impactcategorieën waar er positieve effecten zijn. Voor de andere zes impactcategorieën is het effect negatief.
Alles hangt er dus vanaf hoe belangrijk we klimaatverandering vinden tegenover de andere milieu-impacten.
Wouter
@ Ruben,
Interessante cijfers. Waar heeft u die ‘factoren’ voor de berekening van de verschillende milieueffecten gehaald (dit lijkt mij geen gemakkelijke oefening)?
Werd er voor het effect klimaatverandering ook rekening gehouden met de lekverliezen van het in de warmtepomp gebruikte koelmiddel (dat veelal een groot GWP heeft)?