De “Meseta Central” of Spaanse hoogvlakte is een enorm plateau in het hart van het Iberische schiereiland. De winters zijn er koud en lang, de zomers heet en kort.
De lokale bevolking zegt dat er “negen maanden winter” zijn en “drie maanden hel”. De regio heeft weinig bomen, zodat verwarming en verkoeling altijd al een uitdaging zijn geweest.
In de vroege middeleeuwen bedachten de Castillianen een ondergronds verwarmingssysteem dat een nakomeling is van de Romeinse hypocaust: de “gloria”. Door de trage verbranding kunnen er in een gloria niet alleen brandhout maar ook hooi en twijgen als brandstof worden gebruikt.
De Gloria
Opmerkelijk genoeg wordt de gloria nog steeds gebruikt. Verschillende dorpen, vooral in de ruimere regio rond Burgos, hebben nog steeds huizen met ondergrondse haarden, waarvan sommigen nog steeds worden gebruikt.
In januari nam mijn vriend Pedro me mee naar het huis van zijn nonkel in Hontangas, een piepklein dorp op een honderdtal kilometer van Burgos. De nonkel, bijna zeventig, steekt gedurende “negen maanden winter” iedere ochtend de gloria aan.
Een gloria verwarmt één of hooguit twee kamers, gewoonlijk de keuken en/of de woonkamer. De haard bevindt zich aan de buitenkant van het huis, meestal op een binnenplaats maar soms ook aan de straatkant. De muur erboven is zwart van het roet.
De warme rookgassen van de verbranding worden door een of meerdere kanalen geleid onder de verhoogde vloer van de verwarmde kamer(s), waarna ze opstijgen door de schoorsteen.
De vloer en de muren absorberen deze warmte en stralen ze traag de kamer in. Tijdens de zomer zorgt een natuurlijke luchtstroom in de gloria voor een koeling van de ruimte.
De uitdrukking “estar en la gloria”, die betekent dat iemand zich behaaglijk voelt, verwijst naar dit middeleeuwse verwarmingssysteem.
Het voor de hand liggende nadeel van de gloria is dat je ’s morgens eerst in de kou naar buiten moet om de verwarming aan te steken. Dat proces duurt een twintigtal minuten.
Eerst wordt er een in twee geplooide bundel druivenstekken in de verbrandingskamer gestopt, gevolgd door wat brandhout.
Eens het vuur goed op gang is, wordt de open haard afgedekt met een paar metalen platen, waarop een aantal stenen worden gelegd. Op die manier ontstaat een trage verbranding en gaat er zo min mogelijk warmte verloren.
Eén keer stoken per dag volstaat om een kamer van ongeveer 4 x 4 meter warm te houden.